De groeisegmenten in de elektrotechniek schuilen de komende jaren vooral in innovatie en verduurzaming bij renovatie. En in betrouwbaarheid (uptime) en veiligheid van installaties. Daar is deze bedrijfstak zelf zo langzamerhand wel van overtuigd. Investeren hierin levert hun opdrachtgevers zoveel besparingen op, of hogere rendementen, dat de meerprijs ervan ruimschoots wordt terugverdiend. Dat is altijd welkom in deze tijd van aanhoudende recessie.
Bij dit alles ligt echter één groot struikelblok behoorlijk in de weg: de meerprijs van innovatieve en duurzame installatietechnieken wordt pas over de langere termijn terugverdiend. Dat maakt de bankiers van potentiële opdrachtgevers huiverig. Ze durven de risico’s niet aan, zo gaven zij kortgeleden openlijk toe tijdens een bijeenkomst van de stichting Kien: “Want we hebben geen verstand van techniek.” Schaalgrootte, prestatiecontracten en risicodragende deelname door de installatiebedrijven zelf kunnen die banken en opdrachtgevers wél over de drempel helpen. Ondernemers in de elektrotechniek die wél kennis hebben van moderne en intelligente technieken, en bovendien kunnen beschikken over voldoende eigen middelen, investeren daarom zelf in de installaties van hun opdrachtgevers. En ze maken er geen geheim van; ze realiseren hiermee mooie rendementen.
Om dat te bereiken durven zij niet alleen technologisch innovatief te denken en te handelen, maar ook waar het gaat om het ondernemerschap in de elektrotechniek. Zij beseffen dat ook de manier van samenwerking in de keten, en van financiering van projecten, geïnnoveerd moeten worden. Op een sterk groeiend aantal plaatsen in ons land leiden elektriciteit en warmte opgewekt uit biogas direct tot het voortbestaan van onder meer gemeentelijke zwembaden, zorgcentra, scholen en andere voorzieningen. Die zouden anders vanwege de huidige hoge energielasten en gemeentelijke bezuinigingen moeten worden gesloten. Andere intelligente installatietechnieken zorgen voor dezelfde voordelen in onder meer ziekenhuizen, de overige utiliteit, de glastuinbouw en de industrie. Overal moeten, juist onder druk van de stagnerende economie, de rendementen omhoog en de energielasten omlaag. Door innovatie en verduurzaming.
Een bedrijf als Adviesbureau Ekwadraat in Leeuwarden realiseert project na project, in binnen en buitenland, door daar samen met de opdrachtgever risicodragend in deel te nemen. Dat geeft die opdrachtgevers, en soms zelfs hun banken, vertrouwen. De adviseur durft immers eigen geld in zijn installatieontwerpen te investeren. Samen realiseren ze zo een duurzaam lokaal energiebedrijf, vaak aangeduid als DLEB of Esco (energy service company). Ekwadraat neemt in ons land nu deel in zo’n twintig op deze wijze ingerichte projecten. Daarnaast besparen al honderden agrarische bedrijven fors op hun energierekening, dankzij de ontwerpen en installaties van dit adviesbureau. Die zien zelf al het nut van investeren in duurzameopwekking van eigen energie, en het doorleveren van overschotten aan nabijgelegen afnemers.
Al deze decentrale opwekkers van duurzame energie uit hernieuwbare bronnen, zowel particulieren als DLEB’s en Esco’s, worden in de nabije toekomst integraal onderdeel van de duurzame openbare smart grids. Dan gaan ze de overtollige elektriciteit ook nog eens terugleveren aan de reguliere energiebedrijven en dus nog beter renderen. Dat de installatiebranche daar nu echt in begint te geloven mag blijken uit de namen van bekende grote installatiebedrijven waarmee Ekwadraat binnen consortia samenwerkt aan de ontwikkeling en inrichting van duurzame energieprojecten.
Ondanks deze vooruitgang gaan die ontwikkelingen lang niet snel genoeg om de energiedoelstellingen van de overheid voor het jaar 2020 te halen. Zeker niet nu tal van woningbouwcorporaties aankondigen hun grootschalige renovatie en verduurzamingsprojecten vanwege de huidige economische ontwikkelingen ‘on hold’ te zullen zetten. Dit, en het uitblijven van voldoende verduurzaming door renovatie in de utiliteit, de industrie en de infrastructuur, gaat zwaar ten koste van de bouw en installatiesector die al dit werk de komende jaren zou gaan uitvoeren. De financiering blijft de grootste belemmering, zo bleek kort geleden ook weer tijdens bijeenkomsten van de stichting Kien en brancheorganisatie UnetoVNI (lees daarover meer in het volgende artikel). Ook hier toonden de banken, in dit geval ASN en ABN Amro, zich nog altijd uiterst terughoudend. Maar ze legden ook openlijk uit waarom. En dat brengt weer enig licht aan de horizon.
De stichting Kien is een initiatief van vertegenwoordigers van marktpartijen, beroepsorganisaties en overheidsinstellingen in de elektrotechniek, met een gemeenschappelijke visie op een duurzame toekomst. Zij richt zich op het versterken van de rol van de ETinstallateurs, door technologische innovatie te vertalen naar marktkansen. Hiertoe initieert en ondersteunt de stichting voorbeeld projecten rond specifieke thema’s. Kien wil niet alleen de technologische innovatie stimuleren. Deze stichting, onder aanvoering van voorzitter Gerard Manshanden (Imtech Building Services) en directeur Adrie van Duijne, wil vooral de manier van samenwerking in de bouw en installatieketen innoveren, net als de financiering van duurzame installatieprojecten. De eerste concrete resultaten hiervan zijn verduurzamingsprojecten in gemeenten als Waalwijk, Bronkhorst, Helmond en Geldermalsen. Financieringsmodellen Om de belangrijkste belemmering hierbij weg te nemen is daarnaast het afgelopen jaar een aantal financieringsmodellen ontwikkeld. Deze kunnen uiteenlopen van eenvoudige prestatiecontracten tot DLEB’s, Esco’s en zelfs volledige bouw en exploitatieovereenkomsten, al dan niet in publiekprivate samenwerking met lokale overheden. Ze zijn door Kien gebundeld in een overzichtelijk boekwerkje met de titel ‘Een Kiene financiering’, dat vorige maand aan enkele tientallen installateurs en adviseurs werd gepresenteerd in het energie neutrale gebouw van CBW/Mitex in Zeist.
Het boekje van auteur Gerard te Boekhorst van HE Technologie is een ‘praktische inventarisatie met tips en adviezen om innovatieve duurzaamheidsconcepten te organiseren en te financieren: van technisch haalbaar naar praktisch en financieel haalbaar’. Het is gebaseerd op een onderzoek naar de beschikbaarheid van financieringsvormen voor energiebesparing en duurzame energie, uitgevoerd door Hans Hufen en Rudolf Muis van adviesbureau Questions, Answers & More. Hierbij gaat het onder meer om energiediensten, garanties en borgstellingen, groene leningen en stimuleringsfondsen, en om financieringsvormen waarbij technische prestaties zijn gekoppeld aan te leveren energieprestaties. In het boek staan circa vijftig financieringsconstructies die vrijwel allemaal specifiek bedoeld zijn voor energiebesparing en duurzame energie. Daarnaast biedt het praktische hulpmiddelen bij het verwerven van financieringen.
Negen zwembaden
Tijdens de bijeenkomst werden verschillende voorbeeldprojecten gepresenteerd die met succes deze weg bewandeld hebben. Zo renoveerden de installatiebedrijven Strukton en Hellebrekers negen zwembaden van de gemeente Rotterdam. “Zonder dat het de gemeente Rotterdam een cent kost”, zo voegt Marcel van den Berg van Hellebrekers daar nadrukkelijk aan toe. Hellebrekers is een onafhankelijk en in vergelijking met Strukton relatief klein installatiebedrijf met 180 medewerkers, werkzaam bij drie vestigingen verspreid over het land. Het bedrijf is gespecialiseerd in elektro en besturingstechniek, klimaatbeheersing en watertechniek, gericht op de sectoren recreatie, bouw en industrie. Voor dit project werd een Esco opgericht, waarin de deelname van een grote partij als Strukton een extra waarborg voor stabiliteit en continuïteit betekent. Dit zowel in de richting van de opdrachtgever als de financier. Samen bereikten deze twee bedrijven over alle zwembaden heen een energiebesparing van 34 procent, bij een sterk verbeterde kwaliteit van water, lucht en binnenklimaat. Van den Berg is open over de cijfers: “Dit project is voor de gemeente Rotterdam budgettair neutraal. Dat kan om dat het een besparing oplevert van 4,7 miljoen euro in vier jaar tijd. De extra investeringen worden in tien jaar tijd terugverdiend.”
De overeenkomst tussen Rotterdam en de Esco is onder meer gebaseerd op energieprestatiecontracten en –garanties. Als onderdeel hiervan is de technische staat van de installaties waarin die werden aangetroffen vastgelegd volgens de norm NEN 2767. Die norm is ook de basis aan de hand waarvan de waarde en staat van de installaties wordt bepaald wanneer de contractperiode is afgelopen. Wat eveneens is vastgelegd is de mate van beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de techniek en de prestaties ervan op het gebied van temperatuur, water en luchtkwaliteit, verlichting, veiligheid en alle overige technische functies. Dit alles wordt 7 x 24 uur gecontroleerd, beheerd en geserviced, zodat het zwembadpersoneel daar zelf totaal geen omkijken meer naar heeft. Tot slot is er een bonusmalusregeling aan het prestatiecontract verbonden, als prikkel voor de installatiebedrijven om de installaties voortdurend te blijven optimaliseren. Rechtspersoon van de Esco is een VOF, waarin de opbrengsten en risico’s door de samenwerkende installatiebedrijven naar rato van de omvang worden gedeeld. De totale investering in energiebesparende maatregelen is 3 miljoen euro. Tien procent daarvan is opgebracht door de Esco, negentig procent is vreemd vermogen.
Zoals Hellebrekers innovatief kiest voor transparante samenwerking met grote partijen als Strukton en de gemeente Rotterdam, kiest zelfstandig installatiebedrijf Gebroeders van Hout net als Ekwadraat voor de investering van ‘eigen geld ’ in dergelijke projecten. “Dat brengt meer op dan investeren in ‘gewoon’ onroerend goed of beleggen op de beurs”, verzekert directeur Jan van Hout. En zijn opdrachtgevers, zowel publiek als privaat, doen dan ineens wel graag mee met investeren: “Want als wij een offerte doen, vragen we niet om geld, we brengen juist extra geld mee. En dan durft de opdrachtgever ook wel te vertrouwen in de opbrengst van zo’n project. Ook in de publieke sector.”Hij sloot prestatiecontracten af over gezamenlijke investeringen in de verduurzaming van tal van gebouwen in de publieke en private utiliteit en het onderwijs.
Maar dit zijn wel heel unieke voorbeelden, zo beaamt auteur Gerard te Boekhorst. Niet iedere installateur of adviseur is zo groot en kapitaalkrachtig als Strukton. En ook lang niet ieder installatiebedrijf beschikt over zoveel eigen kapitaal. Echter, zo benadrukt hij, ook zij kunnen deelnemen in een Esco in welke vorm dan ook zoals wordt beschreven in zijn boek. Alleen moet dan naar een andere investeerder worden gezocht.
De banken toonden zich ook bij deze bijeenkomst nog behoorlijk terughoudend. Dorine Putman Devilee van ASN Bank maakte duidelijk dat een zichzelf duurzaam noemende bank geen projecten onder de 1 miljoen kan financieren. Dit betekent dat kleinere duurzame energieopwekkers zich moeten verenigen tot bijvoorbeeld grotere Esco’s, zoals die van Hellebrekers, Strukton en de gemeente Rotterdam. Hebben zij voldoende schaalgrootte, dan wil ASN ze wel financieren.Daarna liet ook Lucas Klooster van ABN Amro zich niet onbetuigd:“Wij als bank hebben geen verstand van techniek. Dus op de eerste plaats kunnen wijzelf die projecten niet op risico beoordelen. Maar dat zijn we wel verplicht. Want als het mis gaat kunnen wij die dure installatie als onderpand niet uit het gebouw of de fabriek slopen om door te verkopen.”Maar: “Als die Esco in Rotterdam met een deelnemer als Strukton ons een opbrengstgarantie dat is ook een prestatiecontract had gegeven, hadden wij het vreemde vermogen ook wel willen leveren. Want dat is waar wij als banken naar op zoek zijn, het delen van risico’s. Dus bij deze daag ik de markt uit.
Over één ding waren alle deelnemende marktpartijen het tijdens de bijeenkomst eens. In vernieuwende en transparante samenwerkingsvormen als DLEB’s en Esco’s of op basis van prestatiecontracten, moeten de partijen elkaar over en weer kunnen toetsen en zelfs certificeren op grond van volledig objectieve maatstaven als normen. Genoemd is al NEN 2767 op basis waarvan kan worden bepaald wat de staat van een gebouw plus installatie is, in welke staat hij vervolgens dient te worden gebracht en na afloop weer te worden opgeleverd. De staat en de prestaties kunnen gedurende de gehele contractperiode worden gecontroleerd op basis van deze norm, evenals onder meer NEN 1010 en NEN 3140.Verder kunnen de risicodragende deelnemende partijen elkaars kennis en kunde, en kwaliteitssystemen beoordelen op grond van verschillende certificeringsregelingen die ook weer op normen zijn gebaseerd.
Bron: Mag1010