Weet u het verschil tussen alfa- en bèta- en gammastraling? De verschillende soorten ioniserende straling zijn anders samengesteld en hebben daardoor een ander doordringend vermogen. Lees alles over de belangrijkste stralingen, hoe u dit kunt meten en hoe u zichzelf en anderen ertegen kunt beschermen.
Er zijn veel soorten stralingen, maar de vier belangrijkste zijn: alfastraling, bètastraling, gammastraling en röntgenstraling. De kernmerken zijn voor allemaal uniek:
1. Alfastraling
Deze straling komt voort uit een atoomkern en is een deeltje dat bestaat uit twee protonen en twee neutronen. Het deeltje is relatief zwaar. Onder andere uranium en plutonium stralen alfastraling uit. Doordringbaarheid: doordat de deeltjes zwaar zijn en een grote lading hebben, kan de alfastraling makkelijk worden tegengehouden. Een vel papier is al voldoende om af te schermen.
2. Bètastraling
Bètastraling bestaat uit positieve en negatieve geladen deeltjes (positron en elektron) en worden door de atoomkern uitgezonden. Doordringbaarheid: deze straling kan een hoge energie hebben in eventueel door de huid dringen. Is de energie laag, dan is huid of een dik vel papier voldoende voor bescherming.
3. Gammastraling
Deze straling bestaat uit ‘fotonen’, die zich met grote snelheid voortbewegen (ook wel elektromagnetische straling genoemd) en wordt uitgezonden door de atoomkern. Doordringbaarheid: is de energetische energie laag, dan kan de gammastraling worden tegengehouden door een bijvoorbeeld een aluminium plaatje. Bij een hoge energie is een dikke laag lood of beton nodig om de straling af te wenden.
4. Röntgenstraling
Ontstaat in een röntgenbuis, maar is evenals de gammastraling elektromagnetisch. Doordringbaarheid: dit is hetzelfde als bij gammastraling en dus afhankelijk van het energielevel. (zie punt 3 Gammastraling).
Het meten van ioniserende straling
Voor ieder soort straling heeft u een ander meetapparaat nodig. Bepaal dus eerst wat u precies wilt meten, zodat u weet welke u nodig heeft. Gaat het om besmettingen, neem dan bijvoorbeeld een geigerteller of een scintillatiemeter (besmettingsmonitoren). Voor uitwendige bestraling van het lichaam gebruikt u thermoluminiscentiedosismeters en voor het monitoren van de omgeving Geiger-Müllertellers.
Hoe werkt een meetapparaat?
Straling veroorzaakt ionisaties in materie en in elke meetapparaat bevindt zich dit in de vorm van gas, vaste stof of gel. Een meetapparaat meet vervolgens de binnenkomende straling door de hoeveelheid ionisaties die plaatsvinden in de materie. Een grote hoeveelheid veroorzaakt een elektrische puls in het apparaat.
Hoe beschermt u zichzelf tegen straling?
U kunt zowel inwendig als uitwendig besmet raken met radioactieve stoffen, maar u kunt ook alleen uitwendig worden bestraald. Inwendig besmet raken kan gebeuren door het inademen of via de mond binnenkrijgen van radioactieve stoffen. Uitwendige besmetting komt doordat je de stof op je handen krijgt, of in je gezicht, en daar blijft zitten. Uitwendige bestraling kan voorkomen als u zichzelf in dezelfde ruimte begeeft als een bron die de ioniserende straling uitzendt. Denk dan bijvoorbeeld aan een ruimte waar röntgenfoto's worden gemaakt. U kunt zich beschermen tegen uitwendige bestraling door:
Het voorkomen van inwendige besmetting gaat als volgt:
Bron: Universiteit Leiden