Gasexplosiegevaar wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van of het ontstaan van brandbare vloeistoffen en gassen. Voor de aanpak van explosiegevaar is een Europese richtlijn van kracht: de ATEX-richtlijn.
Volgens de ATEX richtlijn 1999/92/EG (ATEX 137) is iedere werkgever wiens werknemers in explosiegevaarlijke omgevingen werken, verplicht om afdoende maatregelen te nemen en vast te leggen in het Explosion Protection Document. Onderdelen daarin zijn onder andere de risico-inventarisatie met een vast te leggen zone indeling èn het inventariseren en documenteren van alle mogelijke, zowel elektrische als niet-elektrische, ontstekingsbronnen. Daarnaast is de werkgever verplicht de medewerkers die in dergelijke gevaarlijke zones werkzaamheden verrichten voldoende onderricht te geven. Om te voldoen aan deze verplichting uit de Arbowet en de ATEX137 kunt u ervoor kiezen om deze medewerkers volgens het certificatieschema IECEx 05 op te leiden. In dit schema zijn voor meerdere functies in en of nabij deze zones eind- en toetstermen vastgelegd.
Voor een explosie onder atmosferische omstandigheden zijn 3 basisfactoren nodig:
Zuurstof wordt meestal betrokken uit de lucht, de brandstof is bij gasexplosies afkomstig van brandbare gassen, nevels of dampen van vloeistoffen en de ontstekingsbron levert de energie om het mengsel te laten ontbranden. Door 1 van deze 3 elementen weg te nemen kan een explosie voorkomen worden. Omdat lucht vrijwel altijd aanwezig is – en voor de mens natuurlijk noodzakelijk is, kun je dit alleen wegnemen in gesloten processen. Meestal wordt daarom gekeken of de brandstof geëlimineerd kan worden. Met andere woorden is het gebruik van ontvlambare stoffen noodzakelijk of is er een veiliger alternatief? Denk daarbij ook aan de mogelijkheid op statische elektriciteit als ontstekingsbron.
Explosieve mengsels bestaan dus uit een combinatie van brandbare gassen met lucht of zuurstof, toch zijn niet alle mengverhoudingen explosief. Een brandbare stof is alleen ontstekingsgevaarlijk als het in de juiste mengverhouding met zuurstof aanwezig is. Een explosie kan dus alleen plaatsvinden als de mengverhouding zich binnen bepaalde grenzen bevindt. Deze grenzen worden de explosiegrenzen genoemd: LEL en UEL (lower explosion limit en upper explosion limit).
Voor elke stof bestaat er een karakteristiek (parabool) waarbij de LEL en UEL zijn vastgelegd. De top van de parabool is het punt waarop de stof het meest ontstekingsgevoelig is en dus maar een zeer minimale ontstekingsenergie nodig heeft om te ontsteken. Op dit zelfde punt treedt ook de hoogste explosiedruk op als de stof ontstoken wordt. Je kunt onderscheid maken in manieren van explosiebeveiliging. Bij voorkeur maak je gebruik van een optimale combinatie van preventieve en constructieve maatregelen die geschikt zijn voor de betreffende applicatie:
Bron: Bartec