Iedereen die met brandbare stoffen werkt weet dat daar altijd risico’s aan verbonden zijn. Wanneer brandbare gassen in de atmosfeer vrijkomen, vermengen ze zich direct met de lucht, die voor circa 21 vol% uit zuurstof bestaat. Explosiegevaar ligt dan op de loer. Laat u niet verrassen en lees welke veiligheidsmaatregelen u kunt nemen om dit te voorkomen.
In veel bedrijven kan de aanwezigheid van brandbare stoffen niet voorkomen worden. En omdat in bedrijfsomgevingen vaak mensen werken is het ook niet praktisch om de zuurstof weg te halen. De meest praktische manier om explosies te voorkomen is om de ontstekingsbron te elimineren.
Een Gevaarlijk Gebied is een gebied waarin een explosieve gasatmosfeer kan ontstaan. In een Gevaarlijk Gebied moeten maatregelen genomen worden om actieve ontstekingsbronnen te voorkomen (materiaal en/of werkzaamheden). Er zijn dan ook speciale voorzieningen nodig voor de constructie, installatie en het gebruik van materiaal.
Gevaarlijke Gebieden worden ingedeeld in drie verschillende zones, die aangeven of er mogelijk wel of geen explosieve atmosfeer is. De zone geeft aan hoe vaak een explosieve gasatmosfeer voorkomt en wat de duur ervan is. Daarbinnen mogen alleen bepaalde typen beveiligde ontstekingsbronnen gebruikt worden. Dit zijn de verschillende zones: Zone 0 Een gebied waarbinnen een explosieve gasatmosfeer voortdurend of gedurende lange perioden of regelmatig aanwezig is. Denk daarbij aan meer dan 10% van de bedrijfsduur van een installatie of van de duur van een activiteit. Een voorbeeld van zone 0 is het binnenste van een tank met brandbare vloeistoffen. Zone 1 Een gebied waarbinnen de aanwezigheid van een explosieve gasatmosfeer bij normaal bedrijf af en toe te verwachten is. Denk daarbij aan 0,1% tot 10% van de bedrijfsduur van een installatie of van de duur van een activiteit. Een voorbeeld van zone 1 is het gebied rondom een opening van een tank met brandbare vloeistoffen. Zone 2 Een gebied waarbinnen de aanwezigheid van een explosieve gasatmosfeer bij normaal bedrijf onwaarschijnlijk is en waarbinnen een dergelijke atmosfeer, indien aanwezig, slechts zelden en gedurende een korte periode zal bestaan. Denk daarbij aan minder dan 0,1% van de bedrijfsduur van een installatie of van de duur van een activiteit. Een voorbeeld van zone 2 is de omgeving om een tank met brandbare vloeistoffen. In onderstaande tabel worden de minimale hoeveelheden aangegeven voor de gevarenzone-indeling.
Eigenschappen van de brandbare stof |
Minimale hoeveelheden in kg |
GHS-klasse | |
Buitenlucht of ‘open’ gebouw | Gesloten gebouw | ||
Brandbare gassen |
50 |
5 |
Klasse 2 cat. 1 en 2 |
Tot vloeistof verdichte brandbare gassen (aerosolen) |
50 |
5 |
Klasse 3 cat. 1 en 2 |
Brandbare vloeistoffen met vp < 23 0C en een beginkookpunt ≤ 35 0C |
50 |
5 |
Klasse 6cat. 1 |
Brandbare vloeistoffen met vp < 23 0C en een beginkookpunt > 35 0C |
500 |
50 |
Klasse 6cat. 2 |
Brandbare vloeistoffen met vp ≥ 23 0C en ≤ 60 0C als zij kunnen vrijkomen met een temperatuur > vlampunt minus 3 0C.Hieronder valt ook gasolie, diesel en lichte stookolie met vlampunten tussen 55 en 75 0C. |
5000 |
500 |
Klasse 6cat. 3 |
Overige brandbare vloeistoffen als zij kunnen vrijkomen met een temperatuur ≥ vlampunt minus 3 0C. |
5000 |
500 |
N.v.t. |
vp = vlampunt GHS: Globally Harmonised System (indeling gevaarlijke stoffen) Bij deze indeling gaat het om arbitraire getallen. Het is belangrijk om per situatie te bekijken of er kans op explosies is. Het kan bijvoorbeeld best zijn dat in een ruimte minder dan 5 kg aan brandbare vloeistoffen met een vlampunt van minder dan 23 °C en een beginkookpunt van 35 °C of meer aanwezig is, maar dat deze in een zeer open toestand zich in een bepaalde hoek van de ruimte bevinden. Plaatselijk kan de concentratie aan brandbare dampen dan toch in het explosiegebied zitten.
Materiaal bestemd voor gebruik in explosiegevaarlijke gebieden (gevarenzones) is – net als gassen en dampen zelf - ingedeeld in temperatuurklassen en gasgroepen. Materiaal dat in een bepaalde temperatuurklasse is ingedeeld, mag worden toegepast voor gassen met een ontstekingstemperatuur die hoger is dan de bij die klasse behorende temperatuur. Met andere woorden: materiaal behoort tenminste in dezelfde temperatuurklasse te zijn ingedeeld als die waarmee de zone is gekenmerkt.
Nu volgt een globaal stappenplan om gasexplosies te voorkomen.
Bron: Wim van Alpen