Bij werken in besloten ruimten kunnen er diverse gevaren optreden. De kans op verstikking, elektrocutie of explosiegevaar is aanzienlijk. In dit artikel krijg je alle informatie over de risico’s en hoe je ze kunt beperken of zelfs vermijden.
De definitie voor een besloten ruimte luidt als volgt: een gesloten of deels open omgeving met een al dan niet vernauwde toegang, die niet ontworpen is voor het verblijf van personen, en waarvan kan worden vermoed dat de atmosfeer zodanige stoffen bevat, dat bij betreding gevaar bestaat voor verstikking, bedwelming, vergiftiging brand en/of explosie. Vooral onderhoudsmedewerkers, medewerkers onderhoud wegen en kanalen en handhavers krijgen regelmatig te maken met (werken in) besloten ruimten.
Besloten ruimten worden regelmatig betreden voor inspecties, reparaties, schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheden. Werkzaamheden moeten goed voorbereid worden met risicobeperkende maatregelen, die specifiek zijn voor de ruimte en de geplande activiteiten. Mogelijke gevaren zijn:
Daarnaast zijn er enkele additionele gevaren, zoals:
Een besloten ruimte moet altijd als zodanig aangegeven zijn met een waarschuwingsbord. Vóór het betreden van een besloten ruimte dient men altijd eerst:
Leg de afspraken en voorschriften vast in een werkvergunning.
De werkgever moet maatregelen te nemen om veilig werken in een besloten ruimte mogelijk te maken. Deze maatregelen worden onderscheiden in 4 groepen, in volgorde van prioriteit:
Bij bronafscherming is vooral in de ontwerpfase winst te boeken. Zorg voor voldoende ruime toegangen, loopruimte, verlichting en ventilatiemogelijkheden. Maak onderhoud op afstand mogelijk. In bestaande situaties is het vaak moeilijk om de bron van de gevaren weg te nemen. Toch zijn er wel mogelijkheden, denk aan het coaten van een stalen wand om corrosie tegen te gaan, en daarmee de zuurstofconcentratie op peil te houden.
Er is sprake van:
Onder de vereiste maatregelen vallen in elk geval de volgende oplossingen: Ventilatie:Ventilatie (luchtverversing) voorkomt blootstelling aan giftige, brandbare en explosieve gassen. Voer altijd metingen uit na ventilatie. Gasmeting: De luchtkwaliteit dient te worden gemeten door een kundige persoon met minimaal een opleiding van ‘basis gasmeten’. Controleer de gekalibreerde meters vooraf op op de juiste werking. Alle metingen dienen vermeld te worden op de werkvergunning. Ook dienen de volgende punten gecontroleerd te worden alvorens een besloten ruimte wordt betreden:
Voor acute gevaren zoals brandbaarheid, zware giftigheid, zuurstofverdringing en dergelijk kan voor de meeste enkelvoudige stoffen het (gele) chemiekaartenboek geraadpleegd worden. Klik hier voor informatie over het chemiekaartenboek. Wettelijke grenswaarden voor blootstelling op de langere termijn (lasrook, zeer lage concentraties H2S e.d.) staan op www.dohsbase.nl en http://www.dohsbase.nl/ Mogelijke risico's zijn:
Gas | Acute gevaren | Gevaren lange termijn |
Zuurstof | Laag gehalte: verstikkingHoog gehalte: versnelde ontbranding | - |
Brandbare gassen | ExplosieBrand | Afhankelijk van de stof |
Giftige gassen | Hoge concentraties:
|
Aantasting:
|
Tijdens de werkzaamheden moet continu worden gecontroleerd op explosieve, zuurstof- en giftige gas-/ dampconcentraties. De meest voorkomende gevaarlijke gassen zijn kooldioxide, koolmonoxide, waterstofsulfide, methaan en ammoniak. Kijk voor meer informatie in het chemiekaartenboek, dohsbase, het etiket of op het veiligheidsinformatieblad (VIB of MSDS). Zie Tabel 1 (hieronder) voor de grenswaarden en de onderste explosiegrens van de belangrijkste gevaarlijke gassen.
Gas | Formule | Grenswaarde tijdgewogen gemiddelde over 8 uur | Onderste explosiegrens LEL |
kooldioxide | CO2 | 9000 mg/m3 | n.v.t. |
koolmonoxide | CO | 10 mg/m3 | 1,5 vol% |
ammoniak | NH3 | 14 mg/m336 mg/m³, tijdgewogen gemiddelde over 15 minuten | 15 vol% |
zwavelwaterstof | H2S | 2,3 mg/m3 (1,6 ppm) | 4 vol% |
methaan | CH4 | niet vastgesteld | 5 vol% |
Tabel 1 Wettelijke grenswaarden, LEL van enkele belangrijke gevaarlijke gassen. Let erop dat:
In artikel 3b van de Arbowet is opgenomen dat doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm’s) aan de medewerker ter beschikking moeten worden gesteld als door bron- en collectieve maatregelen het gevaar niet voorkomen kan worden. Besteed bij persoonlijke beschermingsmiddelen aandacht aan:
Tijdens het werken zullen, afhankelijk van de specifieke risico’s, verschillende typen pbm’s toegepast moeten worden. Dit is op basis van de uitgevoerde RI&E en op een uitgevoerde taakrisicoanalyse. De volgende algemene persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen gedragen worden:
Als uit de risicobeoordeling blijkt dat adembescherming noodzakelijk is, dient onafhankelijke adembescherming te worden toegepast. Filtermaskers mogen alleen worden toegepast als de gevaarlijke atmosfeer enkel wordt veroorzaakt door aerosolen en/of endotoxinen. Pas op met het gebruik van slangen, deze mogen niet bekneld raken.
Alle personen die zich in de besloten ruimte bevinden zijn verplicht een harnasgordel te dragen. Deze kan gebruikt worden om een persoon in geval van nood uit de ruimte te trekken. Bij verhoogd risico dient ook valbescherming te worden gedragen. Dit is onder meer het geval bij een valhoogte van 2,5 of meer, openingen in de vloer, ontbrekende relingen, etc. Bij verticale betreding van een besloten ruimte kan een meelopende valbescherming (non-chute) worden toegepast, bij voorkeur bevestigd aan een hijsbalk of driepoot.
Maak persoonlijke beschermingsmiddelen, apparatuur en gereedschappen na gebruik zorgvuldig schoon. Berg ze op op een schone, droge plaats, gereed voor gebruik. Laat ze zo nodig repareren. Bescherm de uitrusting tegen blootstelling aan uitzonderlijke omstandigheden (warmte, koude, inwerken chemicaliën, etc.). Geef bijzondere aandacht aan het schoonmaken van maskers en oogbeschermingsmiddelen. Maak deze na gebruik grondig schoon met water en (desinfecterende) zeep en laat ze goed drogen.
Bron: Provinciearbocatalogus.net